Het districtsteam van D6
Het FLORON District 6 (Beneden-IJssel; D6) is een zeer divers district, met onder meer de jonge Noordoostpolder, het grote laagveenmoeras Weerribben-Wieden en het IJsseldal tussen Kampen en Deventer, geflankeerd door de beekdalen aan de oostzijde en de bossen van de Veluwe aan de westzijde.
Na enkele jaren (2015-2019) zonder Districtscoördinator (DC) wordt D6 vanaf begin 2019 begeleid door 4 mensen die samen een DC-team vormen: Alinda ten Hove (aanspreekpunt), Gerrit Hendriksen, David de Wit en sinds 2023 Jan-Willem Wolters. Vanaf 2024 is het team nog wat groter geworden met de komst van Ben de Winder, die het team vooral bijstaat bij het valideren.
Activiteiten
Het DC-team organiseert jaarlijks streep-excursies waarin planten binnen km-hokken of geografisch-gedefinieerde gebieden worden geïnventariseerd, en geregeld een FLORON-kamp. Deze activiteiten zijn terug te vinden in de FLORON agenda en onze nieuwsbrief. Op alle excursies zijn floristen van elk niveau welkom. Er wordt naar gestreefd de gegevens via één van de apps in de NDFF op te nemen.
Binnen D6 organiseren regionale plantenwerkgroepen excursies, cursussen en soms lezingen. Daarnaast wordt veelal aan landelijke activiteiten zoals de jaarlijkse FLORON Eindejaars Plantenjacht en Mijn BermBloeit een bijdrage geleverd.
Het team staat overigens altijd open voor vragen of suggesties.
Landschapstypen van D6
De variatie in bodemtype, geomorfologie en landgebruik zorgen in FLORON District Beneden-IJssel voor een grote diversiteit aan plantensoorten.
In de jonge, door mensen gemaakte Noordoostpolder zijn de voedselrijke kleigronden in cultuur gebracht als landbouwgrond. Het voor landbouw minder interessante keileem, zand en veen werd vooral ingeplant met bos, onder andere voor gebruik in de mijnbouw en voor 'geriefhout'. Door het basenrijke, maar voedselarme keileem, door de veenlagen in de bodem, maar ook door de rabatten, zijn hier vele bijzondere varens te vinden (Kuinderbos, Voorsterbos, Schokkerbos, Urkerbos). Echte bossoorten beginnen zich langzaam te vestigen en uit te breiden. Naast deze bossen zijn er op 'overhoekjes' waar geen bos geplant kon worden, laagveen- en duinvallei-achtige vegetaties ontstaan (Toppad, Staartreservaat). Recenter zijn met natuurontwikkelingsprojecten (al dan niet gecombineerd met het inbrengen van soorten) voor de Noordoostpolder nieuwe biotopen ontstaan, met vennen (Kuinderbos), beken en natte schraallanden (Voorsterbos, Burchttocht).
De oostrand van het voormalige eiland Schokland wordt geflankeerd door een soortenrijk biezen- en zeggenmoeras, waar de kolonisatie van plantensoorten nog in volle gang is (Foto: Linde van der Burgh)
In de kop van Overijssel ligt het grootste laagveenmoeras van Europa: Nationaal Park Weerribben-Wieden. Hier zijn verschillende successiestadia te vinden van min of meer voedselarme omstandigheden. Denk hierbij aan krabbenscheervelden, fonteinkruidvegetaties, kranswierwateren, trilvenen, rietlanden, hooilanden en blauwgraslanden met veel kenmerkende soorten.
Verlandingsvegetatie van voedselrijke omstandigheden in de Weerribben met o.a. krabbenscheer en kikkerbeet (foto: Alinda ten Hove).
Rond Weerribben-Wieden zijn o.a. diverse bos- en heidegebieden te vinden, maar ook hooilanden en beekdalen die het ontdekken waard zijn.
Van Deventer tot Kampen loopt de IJssel door een grote variëteit aan landschappen, met aan de westzijde de Veluwe en de oostzijde het Sallandse Heuvelrug. De landschappen zijn gevormd door een opeenvolging van eolische processen waarmee grote hoeveelheden fijn zand zijn verspreid over het oostelijk deel van Nederland. De IJssel en diverse riviertjes hebben het landschap in het Holoceen verder gestalte gegeven met als gevolg een afwisseling van verspoelde dekzanden (basenrijk), klei in de komgebieden (kalkarm) en in sommige gevallen veenvorming (basenarm). De invloed van de mens op het landschap is o.a. zichtbaar via het essenlandschap wat veel te vinden in is in het zuidelijk deel van het district D6.
Rondom Deventer hebben diverse beekdalen en weteringen flauw aflopende taluds en zelfs waterbergingen gekregen. Aanjager daarvan zijn de eisen die door de Kaderrichtlijn Water worden opgelegd. Een bijkomend effect is dat het zomaar botanische pareltjes worden. Zo komt sinds 2012 rondom Deventer weer Parnassia voor.
Niet onbelangrijk zijn diverse grootschalige omvormingen van landbouw naar natuur. Het blootleggen van de zaadbanken onder de toplaag leidt soms tot spectaculaire ontwikkelingen met bijzondere soorten uit het Draadgentiaan-Dwergbiezen verbond.
Ronduit spectaculair zijn de uiterwaarden. Ruimte voor de Rivier levert naast protesten tegen verwijderen van bossages ook ruimte voor veel ongewone soorten. Klein vlooienkruid is allang geen bijzonderheid meer en in sommige jaren zien de uiterwaarden geel van de Engelse alant en is veel Riviertandzaad te vinden.
Engelse alant in de uiterwaarden van de IJssel nabij Deventer (Foto: Gerrit Hendriksen)
Nieuwsbrief
Tot 2014 verscheen jaarlijks een Nieuwsbrief met informatie over excursie, bijzondere vondsten etc. Sinds 2021 is deze nieuwsbrief weer verschenen.
Nieuwsbrief nr. 34 (nov 2023)
Nieuwsbrief nr. 33 (dec 2023)
Nieuwsbrief nr. 32 (nov 2022)
Nieuwsbrief nr. 31 (apr 2022)
Nieuwsbrief nr. 30 (apr 2021)
Nieuwsbrief nr. 29 (feb 2021)
Nieuwsbrief nr. 28 (apr 2014)
Nieuwsbrief nr. 27 (apr 2013)
Nieuwsbrief nr. 26 (mrt 2012)
Nieuwsbrief nr. 25 (apr 2011)
Nieuwsbrief nr. 24 (apr 2010)
Nieuwsbrief nr. 23 (apr 2009)
Nieuwsbrief nr. 22 (apr 2009)
Nieuwsbrief nr. 21 (apr 2007)
Nieuwsbrief nr. 20 (apr 2006)
Nieuwsbrief nr. 19 (apr 2005)
Nieuwsbrief nr. 18 (apr 2004)
Nieuwsbrief nr. 17 (apr 2003)
Nieuwsbrief nr. 16 (apr 2002)
Nieuwsbrief nr. 15 (mrt 2001)
Nieuwsbrief nr. 14 (mei 2000)
Nieuwsbrief nr. 13 (apr 1999)
Nieuwsbrief nr. 12 (mrt 1998)
Nieuwsbrief nr. 11 (feb 1997)
Nieuwsbrief nr.10 (mrt 1996)
Nieuwsbrief nr. 9 (feb 1995)
Nieuwsbrief nr. 8 (apr 1994)
Nieuwsbrief nr. 7 (apr 1993)
Nieuwsbrief nr. 6 (apr 1992)
Nieuwsbrief nr. 5 (apr 1992)
Nieuwsbrief nr. 4 (okt 1991)
Nieuwsbrief nr. 3 (apr 1991)
Nieuwsbrief nr. 2 (nov 1990)
Nieuwsbrief nr. 1 (feb 1990)