Organisatie
In het district wordt vooral geïnventariseerd door individuele floristen. Jaarlijks worden en verschillende excursies georganiseerd. Locatie en doel hangen af van de dan geldende landelijke thema’s. Standaard wordt in een gezamenlijke excursie met district 11 het seizoen afgesloten met een bezoek aan de Waal of de Maas. Afhankelijk van de behoefte en het aanbod wordt ook een kampeerweek georganiseerd. John Bruinsma is in 2008 met dit initiatief begonnen en inmiddels lijkt het een landelijk vervolg te hebben.
In enkele gevallen wordt gewerkt door lokale groepen: Vegetatiewerkgroep IVN in Oss en de Floristische werkgroep van de KNNV Eindhoven. De laatste groep beheert ook een herbarium dat onderdak heeft in het MEC in Eindhoven.
Van de flora in het district is een aantal publicaties verschenen: Veghel (1997), Schijndel (1982), den Bosch (2002) en Eindhoven en omgeving (2006).
Flora
District Brabant-oost (19) van FLORON bevindt zich op de kaartbladen 45, 51 en 57. Het telt 2178 kilometerhokken, waarvan ruim 30 grenshokjes die min of meer ook Belgisch gebied bevatten. Het district wordt begrensd door grofweg de Waal en de Maas in het noorden, de lijn Brakel-Reusel in het westen, de lijn Grave-Someren in het oosten. In het zuiden horen de uurhokken met Sterksel en Soerendonk tot het district en wordt de grens verder naar het westen bepaald door de landsgrens.
District Brabant-oost ligt voor een deel in het fluviatiel floradistrict en het Kempens deel van het pleistocene zandgebied. In het fluviatiel district komen de stroomdalplanten voor die hun optimum hebben langs de grote rivieren, zoals Klein vlooienkruid (Pulicaria vulgaris) en Kruisdistel (Eryngium campestre). Als echte waterplant mag wel Rivierfonteinkruid (Potamogeton nodosus) genoemd worden die op sommige plaatsen in de Maas voorkomt.
Het Kempens flora-district bestaat van nature uit voedselarme zandgronden met hun droge en natte heide, vennen en veel aangeplante bossen. Kenmerkende soorten van de terreinen zijn bijvoorbeeld Gewone dophei (Erica tetralix), Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata), Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe) en Klein warkruid (Cuscuta epithymum). In het zuiden van dit deel van het district liggen veel beken die uiteindelijk samenvloeien in de Dieze die bij den Bosch uitmonden in de Maas. Veel beken zijn in de loop van de twintigste eeuw rechtgetrokken (Tongelreep, Run, Keersop), maar deze ingreep wordt de laatste tijd hersteld. De Dommel is wel de belangrijkste beek in het district. Deze loopt immers van de Belgische grens tot in den Bosch. Inmiddels zijn de voedselarme gronden veelal verrijkt en bevatten de beken zeer voedselrijk water, wat uiteraard gevolgen heeft voor de plantensoorten die erin te vinden zijn. Vlottende waterranonkel (Ranunculus fluitans) is verminderd in de bovenloop van de Tongelreep en Haarfonteinkruid (Potamogeton trichoides) wordt steeds meer gevonden in de beken.
Op de grens van het fluviatiel en Kempens district bevindt zich ‘de Naad van Brabant’. In deze heel Brabant lange strook komt grondwater uit de Belgische zandgebieden als kwelwater omhoog. Tot de pareltjes van dit overgangsgebied horen het Bossche Broek, de Moerputten en het Vlijmens Ven. Veel voorkomende soorten daar – maar niet uitsluitend in de Naad voorkomend – zijn Grote boterbloem (Ranunculus lingua), Waterviolier (Hottonia palustris) en Krabbenscheer (Stratiotes aloides).
De laatste decennia wordt in het land een nieuw floradistrict onderscheiden: het urbaan district. Ook in Brabant-oost komt dit floradistrict voor, maar nog niet aaneengesloten zoals de natuurlijke twee, die hierboven benoemd zijn. Het stadsdistrict komt voor in de grote steden: den Bosch, Eindhoven, Helmond, Veldhoven en zo langzamerhand ook in wat minder grote steden als Nuenen, Uden, Veghel, Best, Oss enz. Een prikkelende karakterisering van het urbaan district is dat de constante in het type is dat het instabiel is. Het urbaan district is droog en warm. Veelal komen er goed ontwikkelde muurvegetaties in voor, zoals in den Bosch met zijn grote aantallen Klein glaskruid (Parietaria judaica) verrijkt met Gele helmbloem (Pseudofumaria lutea) en Bosrank (Clematis vitalba). Muren rijk aan varens zijn hoewel toenemend nog niet echt volop aanwezig. Het meest voorkomend is Muurvaren (Asplenium ruta-muraria). Deze soort is ‘minder algemeen’ en komt voor in minder dan 10% van de bezochte kilometerhokken. Steen breekvaren (A. trichomanes) en Tongvaren (A. scolopendrium) lijken wat meer voor te komen, maar zijn ‘zeldzaam’ met vondsten in minder dan 2% van de hokken. Naast hun muurbegroeiingen komen in het urbane district ook veel aangevoerde soorten voor die zich soms snel uitbreiden, bijvoorbeeld Hoge fijnstraal (Conyza sumatrensis) of Gevlamde fijnstraal (C. bonariensis). Dat Bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) en Straatliefdegras (Eragostis pilosa) 30 jaar geleden tot het urbane district beperkt waren, lijkt nu onwaarschijnlijk.
In district Brabant-oost zijn enkele grotere en kleinere natuurgebieden te vinden. Tot de Natura-2000-gebieden horen:
- De oostelijke uitlopers van Loonse en Drunense Duinen en de Leemkuilen
- Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek
- Kampina en Oisterwijkse Vennen
- Kempenland west
- Leenderbos, Groote Heide en Plateaux
- Strabrechtse Heide en Beuven
- Grote Beerze, Kleine Beerze, Reusel, Keersop, Run, Dommel, Tongelreep en afwateringskanaal den Bosch-Drongelen.
Buiten de Natura-2000-gebieden vallen ook zeer interessante gebieden zoals:
- Hurwenensche Uiterwaarden
- de Maashorst
- de Wijstgronden
- het Wijboschbroek
- de Geelders
- ‘t Hurkske
- de Mortelen en de bossen tussen Best en Boxtel
- de Hazeputten
- Oirschotsche Heide
- Nieuwe heide en Oudmeer
- Kamerven
- Mispeleindsche, Neterselsche en Landschotsche Heide
- Grootmeer en Kleinmeer
- Dal van de Kleine Dommel en Eckart
- Stratumse Heide en Gijzenrooi
- Broekkamp.
Ondanks de lijst mooie en interessante gebieden bestaat Brabant-oost ook uit veel agrarisch gebied. Het merendeel daarvan wordt intensief gebruikt, maar is dusdanig kleinschalig dat ook de meeste agrarische hokken goed toegankelijk zijn. Dat de grote en kleine bebouwde oppervlakten uitstekend bereikbaar zijn hoeft geen betoog.
Nieuwsbrieven
Nieuwsbrief 24 (mrt 2016) - Bijlage: Flora van District 19 1989 t/m 2015
Nieuwsbrief 23 (feb 2015) - Bijlage: Flora van District 19 1989 t/m 2014
Nieuwsbrief 22 (feb 2014) - Bijlage: Flora van District 19 1989 t/m 2013
Nieuwsbrief 21 (feb 2013) - Bijlage: Flora van District 19 1989 t/m 2012
Nieuwsbrief 20 (mrt 2012) - Bijlage: Flora van District 19 t/m 2012
Nieuwsbrief 19 (jan 2011) - Bijlage: Flora van District 19 t/m 2011
Nieuwsbrief 18 (feb 2010)
Nieuwsbrief 17 (feb 2009)
Nieuwsbrief 16 (feb 2008)
Nieuwsbrief 15 (feb 2007)
Nieuwsbrief 14 (jan 2006)